Kerstavond, ik zit alleen op mijn kamertje en tuur naar buiten.
Ik woon aan een gracht, en tegenover mij kijk ik zo het raam in van mijn overbuurman.
Een oudere man. Hij moet een jaar of 50 zijn. Toch ziet hij er nog goed uit.
Maar op de een of andere manier straalt hij iets verdrietigs uit. Hij kijkt altijd alsof hij net zijn goudvis op de grond gevonden heeft. Of alsof hij zijn net bestelde kroketje krijgt en erachter komt dat het kroketje lauw is. Toch zie ik nooit tranen, alleen naar beneden staande mondhoeken. Ik bekijk hem al 2 jaar. En volg elke stap die hij zet. Sommigen noemen het een obsessie, ik noem het een passie. Die man is mijn passie. Er komt niets seksueels of emotioneels bij kijken. Zie mij als een vogelkijker.
Wat zou hij doen met kerst? Er brand altijd fel tl-licht in zijn huisje. Erg gezellig heeft hij het in ieder geval niet gemaakt voor kerst. Geen kerstboom te bekennen in dat grote huis van hem. Maar ik zie dan ook alleen de voorkant, en trouwens… ik heb ook geen kerstboom. Bij gebrek aan ruimte koop je tegenwoordig toch gewoon een bonsai boompje met 1 kerstbal erin? Soms bekruipt mij het verlangen bij hem aan te bellen, erachter te komen wie en hoe hij is. Maar ik hou het al 2 jaar op speculeren en heb onderhand een dikke map vol met ideeën over wie hij is. Elke bladzijde geeft een andere naam voor de man, en andere hobby’s. Werk heeft hij niet, dat weet ik. Wel heeft hij veel routine, zo gaat hij elke dinsdagmiddag om 3 uur de deur uit en komt hij stipt om 10 over 6 weer thuis. Hij vertrekt dan altijd met een theezakje. Ik zie door mijn verrekijker altijd hoe hij een theezakje uit een oud bruin blik haalt en het in zijn zak steekt. Op de meeste bladzijden in mijn map doet hij dat omdat hij thee gaat drinken bij zijn moeder. Maar soms doet hij het ook om hele andere redenen. Redenen die ik eigenlijk niet wil weten, misschien probeert hij dat theezakje wel te ruilen voor een leuke avond in de rode lantaarn. In dat geval word hij alleen maar interessanter, hoe zeker moet je vanzelf zijn als je denkt dat je een theezakje kan ruilen voor een lapdance.
Aan de overkant is onderhand het licht uit gegaan en ik pak mijn map er weer bij. Vandaag luidt zijn beschrijving, Pieter Hoogendaal, 52, gescheiden, overleden zoon (14). Hobby’s: Beurshandelen, theezakjes verzamelen en pokeren met zijn lotgenotengroep. Ik sluit de map en ga slapen.
Eerste Kerstdag en zodra ik wakker ben kijk ik weer naar de overkant. De lage winterzon schijnt vel op mijn raam en ik zie de overkant niet. Met geknepen ogen probeer ik een glimp op te vangen van de overbuurman. Helaas. Die middag loop ik door de stad en ik meen hem te zien. Ik achtervolg het gestalte en zie hem een winkel in gaan. Ik wacht buiten want ik ben bang om hem van zo dichtbij te zien. Hij komt naar buiten met een plastic kerstboom en kerstballen. Ik denk dat hij op het laatste moment toch nog aan de kerstsfeer wilde meedoen. Hij loopt langs me en ik kijk snel in zijn tas. Een duikbril…. Waarom zou een mens in deze tijd van het jaar nog een duikbril kopen, vraag ik me af. Maar ik negeer het voor de rest, los van het feit dat hij vanavond in de map een gepensioneerde man is die graag naar Aruba reist om daar te gaan snorkelen. Maar het geld voor het ticket niet heeft, en dus zijn plezier moet halen uit het kopen van duikattributen.
Die avond ga ik vroeg naar bed, ik had geen plannen voor kerst, word er altijd maar een beetje chagrijnig van eigenlijk. Die nacht schrik ik wakker. Mijn katje staat met grote ogen op mijn buik. Ze kijkt alsof er iets aan de hand is en ik gun mijn kamer een snelle blik. Waakzaam op vuur of inbrekers. Maar ik zie niets. Ik hoor buiten een auto hard remmen en gooi het gordijn open. Maar zie niets. En dan, vlak voordat ik me weer wil omdraaien en mezelf wil neerleggen in mijn bed zie ik hem staan…. De overbuurman. Hij draagt alleen een witte onderbroek met gaten bij de naad. En de duikbril. Hij staat op het randje van de gracht. En is naar het water aan het turen. Er zwemt een meerkoet voorbij en hij gunt het beestje een blik. Dan kijkt hij omhoog. Ik heb onderhand het nachtlampje aangedaan dus hij kan me goed zien. Hij zwaait naar me. En aarzelend zwaai ik terug.
Ik pak mijn badjas, en doe snel mijn sloffen aan. Ik loop naar beneden en ga naar buiten. Ik sta aan het randje van de gracht. Met tegenover mij de buurman die door zijn duikbril heen mij recht aankijkt. Ik schreeuw naar hem (de gracht is vrij breed namelijk)… “Wat doet u?”. Hij antwoord “Zeg maar je hoor”. “Wat doe je?” vraag ik nogmaals. “Ik kijk naar de gracht” zegt de man. “Waarom staat u dan in uw onderbroek?” vraag ik. Waarop hij dit keer een beetje geïrriteerd zegt “Zeg maar je hoor!”. Het leek me niet nodig de zin nog een keer te herhalen. En ik sta daar… stil te zijn en naar hem te kijken. Ik vraag hem “Waarom draag je dan een duikbril?” Waarop hij zegt “Dan kan ik het beter zien zo meteen”. Voordat ik hem kan vragen wat hij dan gaat zien neemt hij een mooie gecoördineerde sprong in de gracht. Het is winter, en het water moet tegen het vriespunt aan zitten. Ik schrik maar weet even niet wat ik moet doen. Hem achterna springen? Ik trek mijn badjas uit en spring in mijn nachtgewaad de gracht in. De man ligt onderhand met hoofd en armen boven water te spartelen. “Ik kan niet zwemmen” schreeuwt hij met een stem vol angst. Alsof zijn actie niet al idioot genoeg was. Ik zwem naar hem toe en sleur hem mee naar het dichtstbijzijnde zinkende bootje. De man is dun en licht en ik kan hem zonder moeite op het bootje helpen. Vanaf daar klimmen we samen omhoog en vallen we neer in het gras naast de gracht. Hij is zwaar aan het hijgen en ik ben nogal aan het klappertanden. “Moest dat nou” vraagt de man. “Wat moest ik anders doen dan?” antwoordde ik. Hij keek me aan en zijn blik zei genoeg. Opeens begint hij te snikken “Ik had er gewoon geen zin meer in” snikte hij. Voordat ik het door had lag hij in mijn armen. Die blote man met enkel een onderbroek met gaten in de naden aan. Ik sla een arm om hem heen en zeg wat geruststellende woorden. Dan sta ik op en help hem omhoog. “Waar woon je” vraag ik, proberende de schijn op te houden dat ik hem niet ken. “Hier” zei hij, en hij strompelde al naar zijn huis. “Kom maar binnen hoor, kan je even drogen” zei hij. Eenmaal binnen geeft hij me een handdoek en doet zelf tot mijn opluchting een badjas aan. Hij zet zijn kachel op de hoogste stand en gaat ervoor zitten. De kerstboom staat nog ingepakt naast de verwarming. Hij ziet dat ik ernaar kijk en zegt “Ja, nog geen tijd voor gehad”. Ik vraag naar zijn naam… “Clemens” zegt hij. “Clemens Verkerk, en jij?”. “Mara” zeg ik. En hou het daarbij, achternamen vind ik overbodig. “Wat doet u in het dagelijks leven?” vraag ik. En hij kijk enigszins geïrriteerd, waarschijnlijk omdat ik hem weer met u aansprak, of wellicht omdat ik een simpele vraag stel op een bizar moment. “Ik zit in de ziektewet, heb het aan mijn rug” zegt Clemens. “Hobby’s?” vraag ik. “ja, ik maak zelf verschillende smaken thee” zegt Clemens. Hij kijkt hierbij nogal vragend, hij snapt denk ik niet waarom ik dat juist nu wil vragen. En ik krijg bovendien het idee dat hij zijn hart wil luchten over zijn sprong. Maar nogal koud en stinkend van het water zeg ik “Ik ga denk ik maar weer eens”. “ja” zegt Clemens. En zonder afscheid vertrek ik.
De volgende dag ligt er een kerstkaart in de bus. Ik heb al in jaren geen kerstkaart meer gehad. “Bedankt voor vannacht” stond erop. Maar ik was mijn interesse in Clemens verloren. Ik kon niet anders dan boos zijn dat ik zijn naam had gevraagd. Mijn map zal nooit meer zo fijn zijn om te lezen nu ik weet hoe hij heet, en wat hij doet.
Ik ben Clemens nog 1 keer tegen gekomen in de supermarkt. Hij stond uiteraard bij de thee te snuffelen en ik liep met mijn winkelwagentje vol champagne en gourmet etenswaren langs hem. Ik probeerde zijn blik te ontwijken maar het mocht niet baten. Hij keek me aan… en hij keek vrolijk. Zo had ik hem nog nooit gezien. Hij zei “gelukkig Nieuwjaar he”. “Ja, gelukkig Nieuwjaar” zei ik terug. En liep door. Een half jaar later verhuisde hij… Van alle mannen in mijn leven was er nooit een zo intrigerend als Clemens Verkerk.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Zou je ook minderkoeten hebben, als je een meerkoet hebt zou dat toch logisch zijn? Je hebt immers ook meermensen en mindermensen, ook al zouden we dat nooit toe willen geven. Mensen die meer zijn, zijn mensen die gezien worden, want gezien worden betekend zijn. Een zwerver wordt vaak niet gezien dus het maakt ook niet uit wat hij doet, voor die vrijheid betaald hij de prijs van het niet zijn. Ik vond het vroeger ook al zo'n vreemde vraag: 'als een boom neervalt in het bos en er is niemand (geen mens) om het te horen, maakt hij dan geluid?' Intuïtief wist ik dat het antwoord nee was, maar cognitief kon ik het nooit begrijpen. Dus als iets is, is dat enkel bij gratie van de aanwezigheid van onze mensheid (geluid als trilling is een niets behalve als er een ontvanger is). Dus als je dat extrapoleert naar de geschiedenis van deze aardbol (aardkloot vind ik een vervelend woord)dan betekend dat, dat tot de geboorte van de eerste mens er niets was. Ik ervaar frictie.
BeantwoordenVerwijderenIk sla waarschijnlijk de plank volledig mis wat betreft je verhaal maar ik kon niet voorbij het woordje meerkoet komen.
Twan