vrijdag 5 maart 2010
maandag 1 maart 2010
Clemens. Fictief.... of niet?
Kerstavond, ik zit alleen op mijn kamertje en tuur naar buiten.
Ik woon aan een gracht, en tegenover mij kijk ik zo het raam in van mijn overbuurman.
Een oudere man. Hij moet een jaar of 50 zijn. Toch ziet hij er nog goed uit.
Maar op de een of andere manier straalt hij iets verdrietigs uit. Hij kijkt altijd alsof hij net zijn goudvis op de grond gevonden heeft. Of alsof hij zijn net bestelde kroketje krijgt en erachter komt dat het kroketje lauw is. Toch zie ik nooit tranen, alleen naar beneden staande mondhoeken. Ik bekijk hem al 2 jaar. En volg elke stap die hij zet. Sommigen noemen het een obsessie, ik noem het een passie. Die man is mijn passie. Er komt niets seksueels of emotioneels bij kijken. Zie mij als een vogelkijker.
Wat zou hij doen met kerst? Er brand altijd fel tl-licht in zijn huisje. Erg gezellig heeft hij het in ieder geval niet gemaakt voor kerst. Geen kerstboom te bekennen in dat grote huis van hem. Maar ik zie dan ook alleen de voorkant, en trouwens… ik heb ook geen kerstboom. Bij gebrek aan ruimte koop je tegenwoordig toch gewoon een bonsai boompje met 1 kerstbal erin? Soms bekruipt mij het verlangen bij hem aan te bellen, erachter te komen wie en hoe hij is. Maar ik hou het al 2 jaar op speculeren en heb onderhand een dikke map vol met ideeën over wie hij is. Elke bladzijde geeft een andere naam voor de man, en andere hobby’s. Werk heeft hij niet, dat weet ik. Wel heeft hij veel routine, zo gaat hij elke dinsdagmiddag om 3 uur de deur uit en komt hij stipt om 10 over 6 weer thuis. Hij vertrekt dan altijd met een theezakje. Ik zie door mijn verrekijker altijd hoe hij een theezakje uit een oud bruin blik haalt en het in zijn zak steekt. Op de meeste bladzijden in mijn map doet hij dat omdat hij thee gaat drinken bij zijn moeder. Maar soms doet hij het ook om hele andere redenen. Redenen die ik eigenlijk niet wil weten, misschien probeert hij dat theezakje wel te ruilen voor een leuke avond in de rode lantaarn. In dat geval word hij alleen maar interessanter, hoe zeker moet je vanzelf zijn als je denkt dat je een theezakje kan ruilen voor een lapdance.
Aan de overkant is onderhand het licht uit gegaan en ik pak mijn map er weer bij. Vandaag luidt zijn beschrijving, Pieter Hoogendaal, 52, gescheiden, overleden zoon (14). Hobby’s: Beurshandelen, theezakjes verzamelen en pokeren met zijn lotgenotengroep. Ik sluit de map en ga slapen.
Eerste Kerstdag en zodra ik wakker ben kijk ik weer naar de overkant. De lage winterzon schijnt vel op mijn raam en ik zie de overkant niet. Met geknepen ogen probeer ik een glimp op te vangen van de overbuurman. Helaas. Die middag loop ik door de stad en ik meen hem te zien. Ik achtervolg het gestalte en zie hem een winkel in gaan. Ik wacht buiten want ik ben bang om hem van zo dichtbij te zien. Hij komt naar buiten met een plastic kerstboom en kerstballen. Ik denk dat hij op het laatste moment toch nog aan de kerstsfeer wilde meedoen. Hij loopt langs me en ik kijk snel in zijn tas. Een duikbril…. Waarom zou een mens in deze tijd van het jaar nog een duikbril kopen, vraag ik me af. Maar ik negeer het voor de rest, los van het feit dat hij vanavond in de map een gepensioneerde man is die graag naar Aruba reist om daar te gaan snorkelen. Maar het geld voor het ticket niet heeft, en dus zijn plezier moet halen uit het kopen van duikattributen.
Die avond ga ik vroeg naar bed, ik had geen plannen voor kerst, word er altijd maar een beetje chagrijnig van eigenlijk. Die nacht schrik ik wakker. Mijn katje staat met grote ogen op mijn buik. Ze kijkt alsof er iets aan de hand is en ik gun mijn kamer een snelle blik. Waakzaam op vuur of inbrekers. Maar ik zie niets. Ik hoor buiten een auto hard remmen en gooi het gordijn open. Maar zie niets. En dan, vlak voordat ik me weer wil omdraaien en mezelf wil neerleggen in mijn bed zie ik hem staan…. De overbuurman. Hij draagt alleen een witte onderbroek met gaten bij de naad. En de duikbril. Hij staat op het randje van de gracht. En is naar het water aan het turen. Er zwemt een meerkoet voorbij en hij gunt het beestje een blik. Dan kijkt hij omhoog. Ik heb onderhand het nachtlampje aangedaan dus hij kan me goed zien. Hij zwaait naar me. En aarzelend zwaai ik terug.
Ik pak mijn badjas, en doe snel mijn sloffen aan. Ik loop naar beneden en ga naar buiten. Ik sta aan het randje van de gracht. Met tegenover mij de buurman die door zijn duikbril heen mij recht aankijkt. Ik schreeuw naar hem (de gracht is vrij breed namelijk)… “Wat doet u?”. Hij antwoord “Zeg maar je hoor”. “Wat doe je?” vraag ik nogmaals. “Ik kijk naar de gracht” zegt de man. “Waarom staat u dan in uw onderbroek?” vraag ik. Waarop hij dit keer een beetje geïrriteerd zegt “Zeg maar je hoor!”. Het leek me niet nodig de zin nog een keer te herhalen. En ik sta daar… stil te zijn en naar hem te kijken. Ik vraag hem “Waarom draag je dan een duikbril?” Waarop hij zegt “Dan kan ik het beter zien zo meteen”. Voordat ik hem kan vragen wat hij dan gaat zien neemt hij een mooie gecoördineerde sprong in de gracht. Het is winter, en het water moet tegen het vriespunt aan zitten. Ik schrik maar weet even niet wat ik moet doen. Hem achterna springen? Ik trek mijn badjas uit en spring in mijn nachtgewaad de gracht in. De man ligt onderhand met hoofd en armen boven water te spartelen. “Ik kan niet zwemmen” schreeuwt hij met een stem vol angst. Alsof zijn actie niet al idioot genoeg was. Ik zwem naar hem toe en sleur hem mee naar het dichtstbijzijnde zinkende bootje. De man is dun en licht en ik kan hem zonder moeite op het bootje helpen. Vanaf daar klimmen we samen omhoog en vallen we neer in het gras naast de gracht. Hij is zwaar aan het hijgen en ik ben nogal aan het klappertanden. “Moest dat nou” vraagt de man. “Wat moest ik anders doen dan?” antwoordde ik. Hij keek me aan en zijn blik zei genoeg. Opeens begint hij te snikken “Ik had er gewoon geen zin meer in” snikte hij. Voordat ik het door had lag hij in mijn armen. Die blote man met enkel een onderbroek met gaten in de naden aan. Ik sla een arm om hem heen en zeg wat geruststellende woorden. Dan sta ik op en help hem omhoog. “Waar woon je” vraag ik, proberende de schijn op te houden dat ik hem niet ken. “Hier” zei hij, en hij strompelde al naar zijn huis. “Kom maar binnen hoor, kan je even drogen” zei hij. Eenmaal binnen geeft hij me een handdoek en doet zelf tot mijn opluchting een badjas aan. Hij zet zijn kachel op de hoogste stand en gaat ervoor zitten. De kerstboom staat nog ingepakt naast de verwarming. Hij ziet dat ik ernaar kijk en zegt “Ja, nog geen tijd voor gehad”. Ik vraag naar zijn naam… “Clemens” zegt hij. “Clemens Verkerk, en jij?”. “Mara” zeg ik. En hou het daarbij, achternamen vind ik overbodig. “Wat doet u in het dagelijks leven?” vraag ik. En hij kijk enigszins geïrriteerd, waarschijnlijk omdat ik hem weer met u aansprak, of wellicht omdat ik een simpele vraag stel op een bizar moment. “Ik zit in de ziektewet, heb het aan mijn rug” zegt Clemens. “Hobby’s?” vraag ik. “ja, ik maak zelf verschillende smaken thee” zegt Clemens. Hij kijkt hierbij nogal vragend, hij snapt denk ik niet waarom ik dat juist nu wil vragen. En ik krijg bovendien het idee dat hij zijn hart wil luchten over zijn sprong. Maar nogal koud en stinkend van het water zeg ik “Ik ga denk ik maar weer eens”. “ja” zegt Clemens. En zonder afscheid vertrek ik.
De volgende dag ligt er een kerstkaart in de bus. Ik heb al in jaren geen kerstkaart meer gehad. “Bedankt voor vannacht” stond erop. Maar ik was mijn interesse in Clemens verloren. Ik kon niet anders dan boos zijn dat ik zijn naam had gevraagd. Mijn map zal nooit meer zo fijn zijn om te lezen nu ik weet hoe hij heet, en wat hij doet.
Ik ben Clemens nog 1 keer tegen gekomen in de supermarkt. Hij stond uiteraard bij de thee te snuffelen en ik liep met mijn winkelwagentje vol champagne en gourmet etenswaren langs hem. Ik probeerde zijn blik te ontwijken maar het mocht niet baten. Hij keek me aan… en hij keek vrolijk. Zo had ik hem nog nooit gezien. Hij zei “gelukkig Nieuwjaar he”. “Ja, gelukkig Nieuwjaar” zei ik terug. En liep door. Een half jaar later verhuisde hij… Van alle mannen in mijn leven was er nooit een zo intrigerend als Clemens Verkerk.
Ik woon aan een gracht, en tegenover mij kijk ik zo het raam in van mijn overbuurman.
Een oudere man. Hij moet een jaar of 50 zijn. Toch ziet hij er nog goed uit.
Maar op de een of andere manier straalt hij iets verdrietigs uit. Hij kijkt altijd alsof hij net zijn goudvis op de grond gevonden heeft. Of alsof hij zijn net bestelde kroketje krijgt en erachter komt dat het kroketje lauw is. Toch zie ik nooit tranen, alleen naar beneden staande mondhoeken. Ik bekijk hem al 2 jaar. En volg elke stap die hij zet. Sommigen noemen het een obsessie, ik noem het een passie. Die man is mijn passie. Er komt niets seksueels of emotioneels bij kijken. Zie mij als een vogelkijker.
Wat zou hij doen met kerst? Er brand altijd fel tl-licht in zijn huisje. Erg gezellig heeft hij het in ieder geval niet gemaakt voor kerst. Geen kerstboom te bekennen in dat grote huis van hem. Maar ik zie dan ook alleen de voorkant, en trouwens… ik heb ook geen kerstboom. Bij gebrek aan ruimte koop je tegenwoordig toch gewoon een bonsai boompje met 1 kerstbal erin? Soms bekruipt mij het verlangen bij hem aan te bellen, erachter te komen wie en hoe hij is. Maar ik hou het al 2 jaar op speculeren en heb onderhand een dikke map vol met ideeën over wie hij is. Elke bladzijde geeft een andere naam voor de man, en andere hobby’s. Werk heeft hij niet, dat weet ik. Wel heeft hij veel routine, zo gaat hij elke dinsdagmiddag om 3 uur de deur uit en komt hij stipt om 10 over 6 weer thuis. Hij vertrekt dan altijd met een theezakje. Ik zie door mijn verrekijker altijd hoe hij een theezakje uit een oud bruin blik haalt en het in zijn zak steekt. Op de meeste bladzijden in mijn map doet hij dat omdat hij thee gaat drinken bij zijn moeder. Maar soms doet hij het ook om hele andere redenen. Redenen die ik eigenlijk niet wil weten, misschien probeert hij dat theezakje wel te ruilen voor een leuke avond in de rode lantaarn. In dat geval word hij alleen maar interessanter, hoe zeker moet je vanzelf zijn als je denkt dat je een theezakje kan ruilen voor een lapdance.
Aan de overkant is onderhand het licht uit gegaan en ik pak mijn map er weer bij. Vandaag luidt zijn beschrijving, Pieter Hoogendaal, 52, gescheiden, overleden zoon (14). Hobby’s: Beurshandelen, theezakjes verzamelen en pokeren met zijn lotgenotengroep. Ik sluit de map en ga slapen.
Eerste Kerstdag en zodra ik wakker ben kijk ik weer naar de overkant. De lage winterzon schijnt vel op mijn raam en ik zie de overkant niet. Met geknepen ogen probeer ik een glimp op te vangen van de overbuurman. Helaas. Die middag loop ik door de stad en ik meen hem te zien. Ik achtervolg het gestalte en zie hem een winkel in gaan. Ik wacht buiten want ik ben bang om hem van zo dichtbij te zien. Hij komt naar buiten met een plastic kerstboom en kerstballen. Ik denk dat hij op het laatste moment toch nog aan de kerstsfeer wilde meedoen. Hij loopt langs me en ik kijk snel in zijn tas. Een duikbril…. Waarom zou een mens in deze tijd van het jaar nog een duikbril kopen, vraag ik me af. Maar ik negeer het voor de rest, los van het feit dat hij vanavond in de map een gepensioneerde man is die graag naar Aruba reist om daar te gaan snorkelen. Maar het geld voor het ticket niet heeft, en dus zijn plezier moet halen uit het kopen van duikattributen.
Die avond ga ik vroeg naar bed, ik had geen plannen voor kerst, word er altijd maar een beetje chagrijnig van eigenlijk. Die nacht schrik ik wakker. Mijn katje staat met grote ogen op mijn buik. Ze kijkt alsof er iets aan de hand is en ik gun mijn kamer een snelle blik. Waakzaam op vuur of inbrekers. Maar ik zie niets. Ik hoor buiten een auto hard remmen en gooi het gordijn open. Maar zie niets. En dan, vlak voordat ik me weer wil omdraaien en mezelf wil neerleggen in mijn bed zie ik hem staan…. De overbuurman. Hij draagt alleen een witte onderbroek met gaten bij de naad. En de duikbril. Hij staat op het randje van de gracht. En is naar het water aan het turen. Er zwemt een meerkoet voorbij en hij gunt het beestje een blik. Dan kijkt hij omhoog. Ik heb onderhand het nachtlampje aangedaan dus hij kan me goed zien. Hij zwaait naar me. En aarzelend zwaai ik terug.
Ik pak mijn badjas, en doe snel mijn sloffen aan. Ik loop naar beneden en ga naar buiten. Ik sta aan het randje van de gracht. Met tegenover mij de buurman die door zijn duikbril heen mij recht aankijkt. Ik schreeuw naar hem (de gracht is vrij breed namelijk)… “Wat doet u?”. Hij antwoord “Zeg maar je hoor”. “Wat doe je?” vraag ik nogmaals. “Ik kijk naar de gracht” zegt de man. “Waarom staat u dan in uw onderbroek?” vraag ik. Waarop hij dit keer een beetje geïrriteerd zegt “Zeg maar je hoor!”. Het leek me niet nodig de zin nog een keer te herhalen. En ik sta daar… stil te zijn en naar hem te kijken. Ik vraag hem “Waarom draag je dan een duikbril?” Waarop hij zegt “Dan kan ik het beter zien zo meteen”. Voordat ik hem kan vragen wat hij dan gaat zien neemt hij een mooie gecoördineerde sprong in de gracht. Het is winter, en het water moet tegen het vriespunt aan zitten. Ik schrik maar weet even niet wat ik moet doen. Hem achterna springen? Ik trek mijn badjas uit en spring in mijn nachtgewaad de gracht in. De man ligt onderhand met hoofd en armen boven water te spartelen. “Ik kan niet zwemmen” schreeuwt hij met een stem vol angst. Alsof zijn actie niet al idioot genoeg was. Ik zwem naar hem toe en sleur hem mee naar het dichtstbijzijnde zinkende bootje. De man is dun en licht en ik kan hem zonder moeite op het bootje helpen. Vanaf daar klimmen we samen omhoog en vallen we neer in het gras naast de gracht. Hij is zwaar aan het hijgen en ik ben nogal aan het klappertanden. “Moest dat nou” vraagt de man. “Wat moest ik anders doen dan?” antwoordde ik. Hij keek me aan en zijn blik zei genoeg. Opeens begint hij te snikken “Ik had er gewoon geen zin meer in” snikte hij. Voordat ik het door had lag hij in mijn armen. Die blote man met enkel een onderbroek met gaten in de naden aan. Ik sla een arm om hem heen en zeg wat geruststellende woorden. Dan sta ik op en help hem omhoog. “Waar woon je” vraag ik, proberende de schijn op te houden dat ik hem niet ken. “Hier” zei hij, en hij strompelde al naar zijn huis. “Kom maar binnen hoor, kan je even drogen” zei hij. Eenmaal binnen geeft hij me een handdoek en doet zelf tot mijn opluchting een badjas aan. Hij zet zijn kachel op de hoogste stand en gaat ervoor zitten. De kerstboom staat nog ingepakt naast de verwarming. Hij ziet dat ik ernaar kijk en zegt “Ja, nog geen tijd voor gehad”. Ik vraag naar zijn naam… “Clemens” zegt hij. “Clemens Verkerk, en jij?”. “Mara” zeg ik. En hou het daarbij, achternamen vind ik overbodig. “Wat doet u in het dagelijks leven?” vraag ik. En hij kijk enigszins geïrriteerd, waarschijnlijk omdat ik hem weer met u aansprak, of wellicht omdat ik een simpele vraag stel op een bizar moment. “Ik zit in de ziektewet, heb het aan mijn rug” zegt Clemens. “Hobby’s?” vraag ik. “ja, ik maak zelf verschillende smaken thee” zegt Clemens. Hij kijkt hierbij nogal vragend, hij snapt denk ik niet waarom ik dat juist nu wil vragen. En ik krijg bovendien het idee dat hij zijn hart wil luchten over zijn sprong. Maar nogal koud en stinkend van het water zeg ik “Ik ga denk ik maar weer eens”. “ja” zegt Clemens. En zonder afscheid vertrek ik.
De volgende dag ligt er een kerstkaart in de bus. Ik heb al in jaren geen kerstkaart meer gehad. “Bedankt voor vannacht” stond erop. Maar ik was mijn interesse in Clemens verloren. Ik kon niet anders dan boos zijn dat ik zijn naam had gevraagd. Mijn map zal nooit meer zo fijn zijn om te lezen nu ik weet hoe hij heet, en wat hij doet.
Ik ben Clemens nog 1 keer tegen gekomen in de supermarkt. Hij stond uiteraard bij de thee te snuffelen en ik liep met mijn winkelwagentje vol champagne en gourmet etenswaren langs hem. Ik probeerde zijn blik te ontwijken maar het mocht niet baten. Hij keek me aan… en hij keek vrolijk. Zo had ik hem nog nooit gezien. Hij zei “gelukkig Nieuwjaar he”. “Ja, gelukkig Nieuwjaar” zei ik terug. En liep door. Een half jaar later verhuisde hij… Van alle mannen in mijn leven was er nooit een zo intrigerend als Clemens Verkerk.
dinsdag 23 februari 2010
Rare Kwiebus
Gewapend met mijn camera en wat rare attributen ging ik op mijn 18e de straat op, op zoek naar avontuur. In een van de mooiste straatjes filmde ik een oud vrouwtje met rollator, die een race aanging met een zakdoekje dat door de wind vooruit werd geblazen. Het zakdoekje won en werd vervolgens overreden door de rollator. Een mooi tafereel.
Zo filmde ik ook mr. Bear, een verloren knuffelbeertje dat ik op straat vond, op zoek naar zijn rechtmatige eigenaar. Hij sloot een samenwerkingsverband met mr. Glove en mr. Scarve. Hun zoektocht naar geliefden eindigde helaas in een klikobak.
Maar van alles dat ik in die tijd heb vastgelegd is er 1 man die mij altijd is bijgebleven.
Kwiebus, een Haarlemse zwerver. Lange cognackleurige leren jas en een nog langere witte baard met stukjes Haarlem erin. Kwiebus heeft zijn echte naam nooit verteld en kreeg van mij al snel de naam kwiebus toegewezen. Hij vond het best zolang ik met hem praatte.
De dag dat ik Kwiebus leerde kennen was ik aan het filmen op de grote markt in Haarlem. Hij stond wat rond te hangen en te schreeuwen voor de Brinkmann passage en ik sprak hem aan. Die dag was ik mensen aan het vragen iets over zichzelf te vertellen voor de camera. Een portret van onbekenden. Kwiebus vertelde mij een van zijn vele levensverhalen. Een man van de straat, hard door het leven geslagen en geëindigd in de goot. Terwijl hij praatte over zijn dochters die niets meer met hem te maken wilden hebben dwarrelden er stukjes Haarlem uit zijn baard. Ik herkende stukjes grote markt en stukjes Verwulft. Na een half uur werd Kwiebus mij iets te opdringerig. Ik bedankte hem voor zijn tijd en ging door met mijn zoektocht naar mooie taferelen.
Maar toen ik kwiebus een paar dagen later (zonder camera)tegen het lijf liep overviel mij een gevoel van interesse. Wie was deze man en waarom wilde hij zo graag zijn verhaal aan mij kwijt.
Ik sprak hem aan en Kwiebus overviel mij met 2 uur van zijn bizarre levensverhalen. Kinderen met waterhoofden, drugsmaffia, zijn alwetende kat en de beestjes in zijn baard, ze kwamen allemaal aan bod. Het werd een mooie combinatie van The Godfather, Alice in Wonderland & Children of the Corn. Ik probeerde door zijn verhaal heen te prikken en een waarheid omhoog te halen, maar mij pogingen waren tevergeefs. Deze psychose zat dieper dan klei…
Het mooie was dat ik in de maanden daarop een graag geziene gast was op het stoepje waar Kwiebus verbleef. Elke keer had hij weer een mooi verhaal, alleen de kat en de mannen die hem zochten bleven consequent. De grootste vraag was waarom ik steeds naar Kwiebus zijn stoepje liep. Vond ik hem interessant omdat hij zo fantasierijk was, miste ik dit soort avonturen in mijn eigen leven? Of was ik benieuwd welk stukjes Haarlem er nog meer uit zijn baard zouden vallen. Echt prettig praten was het niet, zat je te ver weg dat verstond je zijn binnensmondse gebrabbel niet, zat je te dichtbij dan kreeg je natte stukjes Haarlem op je gezicht. Praten met consumptie was en enige dat Kwiebus aan de economie kon bijdragen.
Na 2 maanden kwam ik Kwiebus nergens meer tegen. Ik stelde er geen vragen bij, Kwiebus was zelf een nieuw avontuur aangegaan. Het filmpje van Kwiebus heb ik bewaard als herinnering. Hij was misschien wel de meest interessante man die ik ooit heb ontmoet…
Niet omdat zijn verhalen zo mooi waren, maar omdat ik Kwiebus nooit begrepen heb. Ik wist nooit wat deze man wilde vertellen. Wat was de onderliggende boodschap in al zijn verhalen. Waar zocht hij naar en waarom heeft hij dat nooit gevonden….
Het antwoord op mijn vragen heb ik niet gevonden…. Tot zo’n 3 jaar terug toen mij het volgende nieuws ter oren kwam:
Op een mooi zomerdag, in de namiddag met warme zon en drukke terrasjes,
had Kwiebus zich ‘en public’ opgehangen aan het trapje voor het stadhuis.
Zo dood als een pier hing hij daar, terwijl de laatste restjes Haarlem uit zijn baard dwarrelden.
En opeens wist ik het… Het is de meest simpele boodschap op deze aardkloot.
Ook een rare kwiebus heeft een beetje liefde nodig….
dinsdag 16 februari 2010
Ik lieg, jij liegt, wij liegen
Liegen… we doen het allemaal. Bewust of onbewust. Kleine leugens, grote leugens.
De een doet het opvallender dan de ander.
De 4 mannen waar ik mee werk zijn carnivoren, tijdens de lunch transformeren ze zich tot een stel hongerige wolven die het vlees het liefst zo rood en rauw mogelijk naar binnen werken. En zo stond ik gister in Parkwijk weer bij de slager om mijn hongerige wolven te bevredigen. Je moet begrijpen dat Parkwijk een buurt is waar het percentage van inwoners met een uitkering nog hoger ligt dan het percentage van inwoners met obesitas.
Terwijl ik netjes op mijn beurt wachtte kwam er een blinde man binnen. Zonnebril op en glimmende rood/witte blindenstok in zijn handen. Het ging hem allemaal makkelijk af, hij stopte zonder zijn stok te gebruiken vlak voor de binnenetalage met vlees. Ik liet hem voorgaan. Niet omdat hij invalide was maar voornamelijk omdat ik nieuwsgierig was naar zijn beperking. Ik ben altijd al geïntrigeerd geweest door blinde en dove mensen. Zo kan ik gebarentaal spreken en lezen en sluit ik thuis geregeld mijn ogen tijdens moeilijke handelingen om niet te zien of ik het zou redden als blinde vrouw, met veel frustratie als gevolg.
De man zette zijn zonnebril op zijn kalende hoofd en pakte zijn portemonnee. De vrouw achter de balie vroeg zoals alleen zij het kon vragen “Zeg het eens schat…”. De man bekeek de etalage vol rauw en minder rauw vlees. Doet u maar een onsje van dat daar, 2 ons gesneden grillworst, en ik zie dat je nog een bakkie filet heb liggen. Doet u die ook maar dan hé.
Terwijl de vrouw de grilworst met uiterste souplesse sneed, keek de man naar zijn horloge. Toen hij opkeek van zijn horloge keek hij mijn kant op. Wat hij als blinde man zag, moet niet prettig zijn geweest. Deze man wist nu dat mijn amandelen chirurgisch zijn verwijderd. Met open mond staarde ik hem aan. Hij had het door en het vlees kon hem niet snel genoeg gesneden worden.
Hij betaalde gepast, want hij zag dat hij nog een 5 centje in de hoek van zijn losgeldvakje had zitten. En vluchtte de zaak uit met zijn stok gekneld tussen zijn bovenarm en zijn oksel. Terwijl hij buiten zijn zonnebril weer op wilde doen en bezig was weer in zijn blinde karakter te stappen, keek de man niet uit… en sloeg met zijn rood/witte stok een vrouw in een scootmobiel op het hoofd.
Ik werk al een tijdje in deze buurt, en ben onderhand dit soort bizarre taferelen gewend.Maar er was één ding waar ik mij over verbaasde bij deze “blinde” man die zijn worst koopt van zijn hoogstwaarschijnlijk onterechte uitkering.
Als je dan toch liegt… doe het dan goed
Welke blinde man draagt er nou een horloge……
maandag 8 februari 2010
X-men
Ik was een jaar of 15 toen ik besloot dat ik rood haar wilde hebben. Dat ik onder vrienden bekend wilde staan als de Mara met het rode haar. (overigens niet wetend dat er daar al eentje van bestond in Haarlem).
En toen plukje bij plukje mijn henna-rode coupe een vaste plek had ingenomen in mijn bestaan begonnen de speculaties. Mijn kersverse vriendje gaf mij op mijn 16e de bijnaam Bosnimf. Rood haar, groene ogen, 16 en je wil wat... Ik maakte een hotmail aan onder bosnimpfje@hotmail.com (welke ik na enige afwijzingen op sollicitaties toch maar veranderd heb ik iets wat minder deed denken aan een kantoormedewerker uit Toren C welke zich op elke fallus vorm, denk pennen linialen en mobiele telefoons met ouderwetse antenne, stortte). De vrouwen in mijn leven dachten dat ik mezelf als Ariel de Zeemeermin waande. En mijn beste vriendin dacht dat ik haar bloedmooie en zeer slanke modellenzus na wilde doen omdat mijn ex altijd aangaf erg verliefd op haar te zijn geweest... juist.
Maar niets was minder waar. Ik wilde een x-men zijn, zoals Rogue. Ze kon vliegen, had een schorre stem (wat ik zelf erg sexy vind aan vrouwen) en kon mannen verleiden maar niet aanraken. Ik vond haar een prachtige vrouw, iets dat ik ambieerde te zijn.
En aangezien ik niet kon vliegen, ik mannen wel kon aanraken en ik geen schorre stem had (ik heb het geprobeerd.. maar de buren trokken mijn ochtend "schreeuwen tot ik als rogue klink" niet meer) was mijn haar rood verven het enige wat ik kon doen om dicht bij mijn idool te komen.
Ik kijk met weemoed terug op de tijd dat de x-men nog die lading voor mij had.
Anderhalve maand geleden ging het uit tussen mij mijn ex-vriend. (ik heb nog steeds de neiging de mannen in mijn leven te linken aan een xmen.... deze ex is een duidelijke gambit.. hij kent het spel... speelt de juiste kaarten... "but they always blow up in his face".) Hij zag een paar dagen later dat ik lid was geworden van de x-men hyves... en hij vond het wel een goede grap van mij... dat ik nu een ex-men was.. Toen ik hem net een laatste afscheidsmail stuurde realiseerde ik mij het volgende....
ik ben een x-men
Eindelijk mensen... EINDELIJK. Na 10 jaar ben ik eindelijk door iemand benoemd als een x-men... het kost je 2,5 jaar investering in een relatie waarvan je altijd hoopt dat het ooit nog gezond gaat worden en die uiteindelijk in een pijnlijk ravijn valt....
maar dan ben je wel een x-men... dat dan weer wel!
De route naar mijn droombaan is anders gelopen dan ik had gehoopt..
Maar toch..
Ik ben een roodharige x-men....
Nu nog een kettingroker worden om schor te klinken...
zwaartekracht verslaan om te kunnen vliegen
en een rare huidziekte ontwikkelen waardoor ik mannen ziek maak als ik ze aanraak......
Iemand tips?
Abonneren op:
Posts (Atom)